Herman als kleuter
Een leuke peuter
De familie Wijns onderhoudt een familiale geest met haar personeel. Na het ontbijt is het Hermans eerste taak hen allen een kusje te geven. De personeelsleden houden enorm van het kind. Kleine Herman mag vaak mee wanneer er aan huis besteld wordt. Hij zit in de vleesmand, het vlees langs de andere kant. Wanneer een van de meiden verlof krijgt om naar de kermis te gaan, verkiest zij een dagje thuis met Herman door te brengen.
Voor Hermans papa heeft het gebed een grote waarde. Hij leert Hermanneke eerbiedig te bidden voor en na elke maaltijd. Tijdens het gebed moet de kleuter stil zijn, er moet ingetogen en met eerbied gebeden worden. Op die manier voelt de kleine dat het gebed iets heel bijzonder is.
Wanneer zijn papa naar zijn kamer gaat om rustig de rozenkrans te bidden voor het beeld van O.L.Vrouw van Lourdes, sluipt Hermanneke hem achterna en duwt voorzichtig de deur van de kamer open. Het kind bootst zijn vader na met een paternoster in de handen en beweegt zijn lippen. Na een tijdje sluimert hij in.
De - letterlijk - grote speelkameraad van Herman is "Mus", de hond. Het is een heel grote hond, waar zijn ouders hem vertrouwd mee gemaakt hebben.
Anekdote: een gulle peuter
Op een dag vraagt Hermanneke aan zijn papa: "Suiker geven aan Mus?" "Ja, maar voorzichtig zijn hoor."
Na een tijdje komt hij terug naar de winkel en roept triomfantelijk aan de deur "Allemaal op!". Zijn vader gaat kijken wat hij hiermee bedoelt.
Een hele doos klontjes heeft de kleine stuk voor stuk aan de hond gegeven.
Een lieve kleuter
Op een zondagmiddag wandelt Hermanneke met zijn papa op de Antwerpse schoenmarkt. Hij is dan drie jaar. Ze stappen de kapel van O.L.Vrouw Toevlucht binnen. De kleine laat plots papa's hand los en loopt tot bij de eerste rij stoelen waar hij blijft staan. Wat maakt zo'n indruk op hem? Het altaar, het Mariabeeld? Minutenlang blijft hij onbeweeglijk toekijken. Zou O.L.Vrouw hem hier reeds onder haar bijzondere bescherming genomen hebben? Een bisschop die daar zit te bidden, merkt het kind op. Hij gaat ernaar toe, zegent het en geeft het een prentje. De jongen spreekt de ganse dag over Mijnheer de Bisschop.
Als kleuter kan Hermanneke urenlang op een stoeltje aan de winkeldeur zitten. Aan iedereen die binnenkomt zegt hij vriendelijk goeiedag. Hij kent iedere klant en weet wie een kat of hond heeft. Van zodra hij de klant ziet binnen stappen, haast hij zich achter de toonbank en komt opdagen met het pakje vlees voor de hond of de poes. De mensen vinden dit zo leuk dat ze hem uitnodigen naar hun huisdier te komen kijken. Sommige buren vragen hem ook mee wandelen, hij is immers zo'n levendig, snoezig babbelaartje. Het merkwaardige is dat hij bij die gelegenheid nooit iets vraagt en zelfs de limonade of snoep weigert die ze voor hem willen kopen. Dit is hem niet eens opgelegd van thuis.
Er is bij Hermanneke een groeiend gevoel van menslievendheid, een naastenliefde voor arme mensen die zijn leeftijd feitelijk te boven gaat. Nog meer dan bij andere kinderen betekent zijn onschuldige oprechtheid vaak een les voor de volwassenen die hem ontmoeten. Hij is pas vijf wanneer het voorval met de zigeunerin plaats vindt.
Iedere morgen gaat Jozef Wijns naar de mis. Als Herman wakker is, wil hij mee. Hij vraagt honderduit en zijn papa geeft uitleg. Zeer oplettend volgt hij de mis in zijn prentenboekje dat hij van zijn papa gekregen heeft. Zijn hoofdje komt nog niet tot de armleuning van de stoel maar zijn oogjes glinsteren en geen enkel gebaar van de celebrant of koorknaap ontgaat hem.
Herman is een vrolijk kind, dat graag lacht. Hij heeft een zeer vroom karakter, maar is tegelijk heel speels. Bij zijn nonkel Mon en tante Marie, die een schrijnwerkerij hebben, kan hij heerlijk door de schavelingen stappen. Af en toe laat hij er zich in vallen als in een pluimenbed en zijn schaterlach weerklinkt door het werkhuis. Zijn oom heeft altijd tijd voor hem en kent zoveel mooie sprookjes, dat hij er graag naartoe gaat.
Anekdote: niet vuil
Regelmatig komt een zigeunerin langs met een draaiorgel, getrokken door honden. Al gauw staat Herman op goede voet met de honden. Van zodra ze het kind zien, kwispelstaarten ze.
De vrouw heeft alle moeite om de honden in bedwang te houden en blaffend steken ze zonder meer de straat over. Ze blijven hijgend staan voor de deur van de slagerij. De zigeunerin maakt van de gelegenheid gebruik en speelt een deuntje. Intussen krijgen de honden van Herman hun zaterdaagse extraatje. De zigeunerin bedankt en Herman mag ook aan het orgeltje draaien. Heel wat mensen blijven naar deze attractie kijken.
De zigeunerin vraagt aan Hermans mama of ze het kind een kus mag geven. "Ja, natuurlijk!" Op dat ogenblik stapt een "dame" de winkel binnen en ziet het schouwspel. Even later vraagt ze aan Herman: "Ben je niet bang voor de beestjes?" Herman antwoordt: "Wel nee, madame, die honden bijten niet." "Jamaar, ik bedoel kleine beestjes, die mevrouw is toch vuil." En hij antwoordt verwonderd: " Vuil, madame?... Niet vuil, maar arm!"