top of page

Jos Wijns, een levensschets (1)

In een nieuwe reeks artikelen willen we de leefwereld van Herman nader belichten. We beginnen met Jos Wijns, zijn vader.


Jos Wijns stamde uit een oerdegelijk Vlaams gezin, kenmerkend voor die tijd. Zijn vader werkte aan de haven van Antwerpen, ploegbaas bij één van de naties, firma's die bedrijvig zijn met het lossen, laden en behandelen van de goederen. Dat gaf toen reeds een relatief hoog inkomen. Dit was wel nodig voor een gezin van acht kinderen.


De ouders van Jos Wijns

Jos Wijns had één broer en zes zusters, waarvan er slechts één, Alida, na hem kwam. Hij was dus de zevende in een schone rij kinderen, zoals die in de moderne gezinnen bijna niet meer voorkomen. Hier werd hij ongetwijfeld een drager van zegen.


Moeder had begrijpelijk haar werk en zorgen. Er waren reeds enkele kinderen getrouwd, toen plots haar man geveld werd door een kwaadaardige zweer, een “negenoog”. Het was kermisweek: wellicht had de dokter juist door die drukte de ernst van het letsel onderschat. Meteen viel de kostwinning weg en sociale verzekering was er in 1913 nog niet. Jos was toen 12 jaar. Hij kon niet verder naar school gaan, hij moest helpen de kost verdienen. Hij werd als loopjongen aanvaard bij zijn oudste zuster, die met haar man de bloeiende beenhouwerszaak Clessens uitbaatte aan de Bredabaan.


Bij zijn Plechtige Communie

Zo werd de jongen zonder inspraak, ongevraagd, in de richting van de vleeshandel gestuwd. Ongetwijfeld een eerbaar beroep, maar er staken ook andere mogelijkheden in hem en hij heeft het tot in zijn latere jaren zwaar aangevoeld dat hij slechts tot zijn twaalfde jaar had schoolgelopen. Wel heeft hij steeds een levendige belangstelling bewaard en door deelname aan studiekringen, toneel, conferenties, toch een eigen gecultiveerde geest ontwikkeld. Hij heeft er ook meermaals van gesproken hoe hij er aan had gedacht om priester te worden – hij had er zeker aanleg voor –, maar die studies waren voor hem uitgesloten. Als we nu terugblikken op dit leven, dan treft het hoe in feite de vader van Herman in zijn contact met talloze mensen toch echt priesterwerk van steun, bemoediging en gebed heeft kunnen verrichten, dag na dag, jarenlang tot hij de tachtig voorbij was.


Jos Wijns was toen in zijn vroegere jaren een levendige jongen, zoals zoveel anderen die nu de kans krijgen hun humaniora te doorlopen. Hij was daarentegen bestemd om boodschappen te doen, allerlei karweitjes op te knappen en geleidelijk aan de stiel te leren.

Er viel niet te spelen. Bij zijn schoonbroer, de baas, telde eerst de zaak en hij pakte de jongen eerder hardhandig aan. Zo wordt verteld hoe Jos eens een lading ijs moest halen aan het slachthuis te Antwerpen, te voet met een stootwagen en geholpen door een trekhond. Dat ging toen zo. Dat beest kon natuurlijk soms ook onrustig zijn. Aan de brug over de vaart, nu Albertkanaal, waren drie blokken aan het schuiven gegaan en gevallen. Hij had er zelfs zijn hand aan gekwetst. Maar thuis gekomen zat het er op!


Hij moest beter opletten en niet spelen. Die harde, onrechtvaardige behandeling trof hem diep en 's avonds thuis heeft hij het bij moeder uitgeweend. Het was ook haar leed, maar zij moest troosten en sterken. Men moet in het leven soms harde dingen slikken. Hermans vader werd van in zijn jeugd beproefd en gehard door lijden en tegenslag.

Diezelfde moeder was ook een vrouw van gebed. Bij haar heeft haar zoon leren bidden, steun zoeken bij God om in overgave leed te verwerken. Dat zal hem later nog van pas komen. Dat zijn belevenissen en lessen die welstand niet kan geven...

Voor moeder waren de oorlogsjaren 1914-18 nu bijzonder zwaar. Zes jaar na haar man, in 1919, is ook zij naar de Heer gegaan. Jos bleef toen als wees thuis achter met zijn jongere zuster Alida (die later de moeder werd van Gaston Berghmans). Achttien jaar oud en kostwinner, voelde hij zich verantwoordelijk. Hij zou slechts huwen nadat zij getrouwd was. Ook hier blijkt zijn plichtgetrouwe, zelfopofferende, hoogstaande persoonlijkheid.

Hij was intussen ingewerkt in het bedrijf en toen rond die tijd ook zijn schoonbroer Clessens overleed, kon hij de zaak beredderen in naam van zijn oudste zuster, nu weduwe. Dit tot aan zijn huwelijk in 1926.

Als leider bij turnkring Hou ende Trou

Jos Wijns was zeer sociaal ingesteld en deed mee in meerder groeperingen. Zo was hij lid van de turnkring “Hou ende Trou” en wist als leider zijn groep te bezielen. [inderdaad, "Trou" zonder w. Deze turnkring bestaat nog steeds: www.houendetrou.be]. Hij was lid van het Davidsfonds en trad op in toneelspel en voordragen. Men kon op hem een beroep doen voor allerlei activiteiten. Hij gaf blijk van een grote culturele belangstelling, die men bij anderen na jaren studie soms vergeefs zoekt.


Ook in het beroepsleven werd hij een leidersfiguur en voortrekker. Hij was met enkele collega's de ziel van de Beenhouwerscentrale van Antwerpen; hij pleitte voor de gezamelijke aanschaf van inpakpapier en ander gerief; hij belegde een algemene vergadering in de grote zaal Billardpalace om redelijke sluitingstijden en een wekelijkse rustdag te bekomen. In die jaren bleef de winkel heel de week open, tot 's avonds laat.

Hij was voor alles een idealist, vurig gelovige, bereid tot alle goed. Hij kon het leven aan als beproefde volwassene; een sterke ziel, die de weelde kon dragen, maar niet zou bezwijken als de beproeving en het bitterste leed hem ging treffen.


Het volgende deel behandelt de geboorte van Herman en de crisis van de jaren 1930.

bottom of page