In het vorige bericht behandelden we het overlijden van Herman. In dit deel: het levenseinde van Jos Wijns.
ZO KWAM OOK ZIJN UUR
Aan huis zijn de mensen welkom geweest tot de laatste maanden van 1979, toen een ontsteking aan het oor steeds erger ging woekeren.
Met Allerheiligen heeft hij ontroerd, uitgeput door zijn ziekte, bewust afscheid genomen van het graf van zijn zoontje: ”Herman, jongen, ge gaat uw vake hier nooit meer terugzien...” Moeder hoorde dit en ze vergeet nooit dit aller pijnlijkste moment.
Zoveel uren heeft vader Wijns daar doorgebracht, staande biddend; zolang had hij er gewerkt, met moeder, om alles rond het graf net in orde te houden.
Hij is dan lichamelijk ondermijnd naar bed gegaan en na pijnlijke weken van aftakeling op 18 februari 1980 ten hemel opgenomen bij zijn duurbare Herman.
De Sint-Franciscuskerk liep vol bij zijn uitvaart, waar bijgaand gedachtenisprentje werd uitgedeeld. Een terugblik op zijn leven, bij die gelegenheid uitgesproken is hier ook op haar plaats.
AFSCHEIDSWOORD
Dierbaren,
We zijn hier samen bij de Heer om afscheid te nemen van de heer Jos Wijns die ons allen duurbaar was, om hemzelf als goed mens en als man Gods, ook om de gedachtenis van zijn zoon Herman, die, naar we geloven, tot een intense Godsliefde was gegroeid tijdens de beperkte tijd van zijn jeugd.
Graag wil ik u eerst groeten en danken om uw aanwezigheid in naam van de familie en in het bijzonder van Mevrouw Wijns die deze nieuwe beproeving moedig en in overgave draagt.
Zelf meen ik een laatste groet te mogen overbrengen van de duurbare overledene die ik tijdens de laatste vijftien weken dat het lijden hem aan het bed gekluisterd hield, meermaals heb mogen bezoeken.
Er blijft me het beeld bij van een man van smarten, een geslagene, naar het beeld van de Schrift, voor wie geen enkel heilmiddel hulp kon bieden tegen een voortwoekerende kanker die vanaf het oor de hersenen aantastte en dag en nacht ondraaglijke pijn veroorzaakte. Lijden zoals in de verhalen van de heiligen, lijden dat God en ook Herman niet hebben belet. Omdat hij God lief was, werd hij door God beproefd in plaats van hen, die erdoor zouden verbitteren en verharden.
Men werd getroffen door zijn wilskracht en zelfbeheersing die hem weerhield te klagen, zelfs de glimlach deed bewaren, door zijn overgave aan Gods wil, door zijn geest van gebed die hem rechthield tijdens de ergste pijnen: “Moest ik dat niet hebben” - “Wat moeten zij doen, die geen geloof hebben ?”; door zijn opvallende helderheid van geest en geheugen, tot de laatste weken, wat hem toeliet allerlei details over vrienden aan te geven en de vele intenties van mensen die in hun nood bij hem hulp kwamen zoeken door een beroep op Herman.
Wij zouden graag hem die zoveel mensen aanhoorde en troostte, een ander levenseinde hebben gewenst, maar het zijn Gods beste vrienden die Hij beproeft en loutert, zoals de heiligen, en het treft dat de Vader ook aan Jezus het kruis niet heeft bespaard, maar Hem vernederd heeft opdat alzo verlossing gebracht zou worden voor elke mens.
Het gaat hier om een genadewerk, om de zuiverste beleving van het geloof, om overgave en liefde, tegen alle menselijke neiging in.
Het is in die geest dat we in deze Eucharistieviering samen God danken om dit leven en onze duurbare in rustige hoop en zekerheid aan Gods goedheid toevertrouwen.