In dit eerste deel bekijken we haar jeugdjaren.
Jeanne Dens werd geboren, als jongste van drie kinderen, te Herenthout op 16 december 1903.
Zij verhaalde dikwijls over grootmoeder Cambré, die een talrijk gezin had grootgebracht en in haar ouderdom, blind geworden, zo heerlijk kon vertellen over de Bijbel aan een hele groep kleinkinderen. De christelijke geest blijkt ook uit de geestelijke roepingen in de familie, o.a. een nicht Karmelietes te Leopoldsburg, een nicht bij de zusters te Herentals, een pater missionaris...
Jeanne 's vader, Dominicus Dens, en moeder, Ludovica Sophia Cambré, beiden afkomstig uit de Kempen, hadden te Antwerpen bij het grote slachthuis een vleesgroothandel opgezet. Daar waren zowel veehandelaars welkom die met vee naar het slachthuis kwamen, als beenhouwers uit de stad, die er vlees kwamen kopen of gekocht vlees tijdelijk in bewaring gaven.
De kleine Jeanne heeft dus van in haar eerste jeugd de nabijheid beleefd van mansvolk, waarbij ze weldra gevraagd werd om koffie te schenken of te helpen bij het aandragen van vlees. Vader stond er op, te werken en niet flauw te doen: “Dat lust ik niet, dat kan ik niet, ik ben te moe,...dat zijn dingen waarmee ge hier niet moet afkomen!"
Omdat moeder dit midden minder geschikt vond voor de opvoeding van haar dochters, werd Jeanne met haar zuster op pensionaat gezonden bij de zusters Ursulinen te Scherpenheuvel. Dat was een harde beproeving voor het levendige stadsmeisje, gewoon aan de vrijheid en de drukte van de handelszaak. Zij vertelde dan ook meermaals hoe ze van uit de slaapkamer een zicht had op de basiliek en in heimwee vruchteloos poogde de sterren te tellen, die de koepel sierden.
Haalde zij nog geregeld de vermanende woorden aan van een zuster over de slechtheid van de tijden (toen ook reeds!), dan heeft zij er toch wellicht even eens een te moralistische instelling van overgehouden, met scherpe blik oordelend over het gedrag van de anderen. Dat was de fout die Jezus aan de farizeeën verweet... De zonde van de brave mensen.
De jonge Jeanne bleef in die kostschool tot augustus 1914, toen de oorlog uitbrak: zij was toen elf jaar oud. Volgende jaren liep zij dan school als externe bij de zusters op de Amerikalei te Antwerpen. Zo heeft zij wel, meer dan haar man, kunnen genieten van een verzorgde schoolse vorming.
Van elk van deze omstandigheden is een aanwijsbare invloed uitgegaan op de vorming van haar persoonlijkheid, zoals zij zich in latere jaren deed kennen. Er was een grote zin voor orde, zorg en voornaamheid, werkzaamheid en aanpakken, zonder een zweem van mensenvrees. Zij had eerder de aanleg zich te doen gelden, zo niet af te weren, met een snedig humoristisch woord, naast veroverende vriendelijkheid en opvallend dienstbetoon. Het geheel werd beleefd in de onbetwiste christelijke sfeer van die tijd. Ook leefde bij haar een grote gevoeligheid voor het leed van de anderen en tegen alle vormen van onrecht, ook dierenmishandeling.
Zo vertelde zij, dat zij op koude winterochtenden door moeder werd gezonden met warme drank voor arme mensen, die ergens in een nabije schuilplaats de nacht hadden doorgebracht, om 's morgens als eersten hun schaap of geit te laten slachten. Bedelaars werden graag bedeeld en dierenliefhebbers konden er rekenen op een portie vleesafval voor hun hond of kat. Men kwam er graag naar toe om de hartelijke ontvangst en warme menselijkheid.
Dat zijn allemaal eigenschappen waardoor ook Herman zich zal onderscheiden.
Toen Jos Wijns de winkel van zijn zuster zou overnemen heeft iemand hem attent gemaakt op de flinke Jeanne Dens daar bij het slachthuis te Antwerpen. Zij dacht eerst dat die imposante jonge man kwam voor haar zuster. Maar toen het om haar bleek te gaan, werd het liefde op het eerste zicht, ook al had zij zich voorgenomen: "Nooit trouw ik met een beenhouwer, dat is geen leven!"